Levensbeschrijving:
De meeste informatie over Verboven komt uit een verhoor dat
hem in april 1943 bij zijn aankomst in Engeland wordt
afgenomen
Verboven komt uit een goed katholiek arbeidersgezin met 8
kinderen uit Tilburg. Zelf geeft hij aan de “plichten” niet
meer waar te nemen. Hij heeft alleen de lagere school
doorlopen en is op zijn 14degaan werken in een
textielfabriek.
Na twee jaar is hij overgestapt naar een limonadefabriek en
na een jaar is hij weer in een textielfabriek gaan
werken.Dit alles in Tilburg.
Door de anti-fascistische propaganda in de Rooms-Katholieke
bladen die thuis werden gelezen, wordt hij anti-fascistisch
en besluit hij naar Spanje te gaan. Hij vertrekt samen met
stadsgenoot Joseph Doedee op 17 november 1937 op eigen
initiatief en met eigen middelen naar Parijs. Aldus vertelt
Doedee het aan de Nederlandse consul in Parijs, waar hij in
mei 1938 aanklopt voor hulp bij zijn terugweg naar
Nederland. Doedee had van een andere Tilburger, Janus van
Esch, het adres gekregen van een wervingsbureau in Parijs
aan de Avenue Marturin-Moreau 8-12. Na lang zoeken vinden ze
het. Ze verblijven 3 dagen in Parijs en vertrekken dan met ±
8 anderen
naar Spanje waar ze op 22 november 1937 aankomen. Daar
scheiden hun wegen. Over het verblijf
van Verboven in Spanje is verder niets bekend tot het moment
dat hij op 2 april 1938 bij Cadina krijgsgevangen wordt
gemaakt. Hij komt terecht in een krijgsgevangenkamp in
Belchite. Vervolgens worden zij overgebracht naar San Pedro
de Cardeña. Dit kamp is gevestigd in een oud klooster vlak
bij Burgos.
Na de afloop van de Burgeroorlog komen de interbrigadisten
uiteindelijk terecht in het concentratiekamp
in Miranda de Ebro. Hier zitten in totaal 24 Nederlandse
Interbrigadisten in krijgsgevangenschap,
naast interbrigadisten uit andere landen en vluchtelingen,
onder andere uit Nederlander.
Het leven in deze kampen is slecht; er is weinig voedsel, de
hygiëne laten veel te wensen over en er is nauwelijks
medische zorg.
Voor vrijlating in het kamp zijn de Nederlanders afhankelijk
van de inzet en bemiddeling van de Nederlandse regering en
haar diplomatieke vertegenwoordiging in Spanje. Het
resultaat daarvan liet te wensen over. Een eerste groep van
4 personen kan al in december 1939 vertrekken, maar
vervolgens duurt het tot 1942 voor de volgende groep wordt
vrijgelaten. De laatste Nederlandse Interbrigadisten komen
pas in 1943 vrij.
Voor een deel had dit te maken met tegenwerking vanuit
Spanje, dat, na afloop van de burgeroorlog
die zo sterk gekenmerkt werd door ideologische
tegenstellingen, de buitenlandse “handlangers” v
an de “roden”, de “huurlingen die nonnen verkrachten en
enkel op buit uit waren”, zoals ze in de
rechtse pers werden afgeschilderd, eigenlijk niet ongestraft
wilde laten gaan.
Aan de andere kant was er binnen de Nederlandse regering
niet altijd evenveel enthousiasme om
zich in te zetten voor de “ex-Nederlanders” en om
diplomatieke druk uit te oefenen ten gunste
van hun vrijlating. Na het uitbreken van de Tweede
Wereldoorlog veranderde dit omdat de inzet van de
Nederlandse Interbrigadisten in een ander daglicht kwam te
staan en men positiever tegen hen aankeek. Het maakte de
vrijlating er niet makkelijker op omdat Spanje toen door
Duitsland onder druk werd gezet om de vrijlating van
krijgsgevangenen, die zich mogelijk zouden kunnen aansluiten
bij de geallieerde troepen, tegen te houden.
In juli 1942 wordt Jacob Verboven samen met Johannes
Deutekom, Johan Leusink, Adriaan Mill, Julius Osterloh (link
is external), Jan van Nelfen, Piet Seegers, Jean Roselle en
Sake Visser vrijgelaten uit Miranda de Ebro. Er heeft een
naamsverwisseling plaatsgevonden, waardoor Verboven in
plaats van Christiaan Verhoeve met het transport is
meegegaan. Verhoeve is pas in 1943 vrijgelaten uit Miranda.
Deze groep van totaal 50 man, naast de interbrigadisten
bestaande uit een aantal vluchtelingen, vertrekt per boot,
de “Cabo de Hornos”, vanuit Vigo naar Trinidad. Na 2 maanden
gaan ze naar Curaçao, en vandaar naar Canada. Daar worden ze
opgenomen in de toen net opgerichte Prinses Irene Brigade.
Verboven krijgt daar de mogelijkheid aan te geven bij welk
gevechtsonderdeel hij ondergebracht wil worden. Hij geeft
aan graag bij de R.A.F. te willen en in een Spitfire wil
vliegen. Hij wil niet bij de infanterie. Hij ontmoet in
Canada ook Prins Bernhard tegenover wie zijn wens wat
betreft de R.A.F. herhaalt. De prins zei hem dat hij net zo
veel recht had om te kiezen als de “Engelandvaarders”.
Uiteindelijk komt hij wel bij de R.A.F. terecht maar als
grondwerktuigkundige. Hij brengt het tot korporaal.
Begin 1943 gaan ze naar Engeland naar het kamp van de Irene
Brigade in Wolverhampton. Hier wordt het eerdergenoemde
verhoor afgenomen waarin zijn politieke gezindheid en
vaderlandsliefde wordt getoetst, en waar deze biografische
schets grotendeels op is gebaseerd.
In september 1946 hoort hij bij de eerste groep
Spanjestrijders, waaronder Jef Last en Piet Laros, die zijn
Nederlanderschap terug krijgt. Hij blijkt dan nog steeds in
dienst te zijn van de Nederlandse luchtstrijdkrachten en in
Engeland te verblijven.
In 1947 treedt hij in Tilburg in het huwelijk met de zeven
jaar jongere Petronella Gerarda Adriana Beerens. Jacob
overlijdt op 11 februari 2000 in zijn geboorteplaats. |
|
Bronnen:
- Nationaal
Archief 2.09.06, Ministerie van Justitie,
Londens Archief, inventarisnr 10661
- IISG,
collectie Nederlandse deelnemers aan de
Spaanse Burgeroorlog, 48
-
Oud-Spanjestrijders, Nederlanders die geen
Nederlander zijn, Rik Vuurmans, Amsterdam,
februari 1986 (doctoraalscriptie)
- Nationaal
Archief 2.05.03, Ministerie van Buitenlandse
Zaken, Spaanse Burgeroorlog (dossier A 197
bis Sp), inventarisnummer 1676
- Archief
Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI
F.545-Op.6-D.35-L.196
- Ministerie
van Defensie, Archief Persoonsdossiers
|
|